11.00: een ronde langs alle werken. Een kleine check voor mezelf als dagstart - een check of alle Shows zich nog in correcte uitvoering bevinden.
Er zullen niet veel kunstwerken zijn die ik zo goed ken als deze Shows. Niet eens zozeer in de zin van “er kennis van hebben” – er is nog genoeg over de technische aspecten, context of betekenis van deze werken bij te leren. Nee, kennen: er bekend mee raken. Gewenning. Een band met ze opbouwen zou je zelfs kunnen zeggen.
In het Kröller-Müller Museum is tussen juni en november 2021 de tentoonstelling Marinus Boezem: Alle Shows te zien. De tentoonstelling draait om 15 conceptuele kunstwerken, door Marinus Boezem Show I t/m XV getiteld. Boezem tekende de concepten in de jaren ‘60 uit, voorzag ze van een korte beschrijving en trok langs de musea om zijn kunstige gedachtegoed aan de man te brengen. Belangrijk: alléén wanneer een museum interesse had, zou een tekening vertaald worden naar een fysieke Show.
Hoewel een deel van de Shows door de jaren heen wel is uitgevoerd, waren de Shows nog niet eerder allemaal tegelijk bij elkaar te zien. Nu – bijna zestig jaar later – kun je alle vijftien Shows achter elkaar ervaren. Zien hoe Marinus Boezem onderzoekt hoe je lucht en wind kunt gebruiken als materiaal om kunst mee te maken. En vooral ook: zelf ‘meespelen’. Veel werken kennen namelijk een interactief element waarmee de bezoeker onderdeel wordt van het kunstwerk.
Mijn rol in dit geheel? Vanaf juni sta ik een aantal keer per week op zaal als ‘Boezemvriend’. Ik geef meer informatie over de werken, beantwoord vragen en help – voor wie wil – de verbinding tussen de bezoeker en het kunstwerk te leggen.
Aandachtig waarnemen
Inmiddels zijn de werken na deze paar maanden een soort gekke abstracte bekenden. Hun uitstraling, hun ruimte in de ruimte, hun eigen karakters.
Zoals Show X – Luchtplastiek. Een soort sculpturaal luchtkussen dat door de bezoeker kan worden opgeblazen door een blauw pedaal in te drukken. Zodra de luchtplastiek vol is, zakt het werk langzaam – tergend langzaam – weer in elkaar. Dit langzame proces van opblazen en inzakken vraagt om stilstand, geduld. Hoewel ik eerst niet zoveel had met dit kunstwerk, ging het me gaandeweg fascineren. Waar men namelijk gemiddeld zo’n 30 seconden naar een kunstwerk kijkt, slaagt de Luchtplastiek er soms in om de aandacht van bezoekers minutenlang vast te houden. De Show weet haarfijn een proces van vertwijfeling, ongeduld en fascinatie bij de bezoeker te ontlokken.
Een kleiner werk - geen Show maar een ander werk van Boezem - bestaat uit een stalen H-profiel dat schuin rechtop tegen een dunne spiegel leunt. Tussen het H-profiel en de spiegel een soort zachte wolk van watten. Ik kijk naar de materialen en zie een fragiel samenspel tussen breekbaar, hard en zacht. In mijn hoofd ontstaat al snel een verhaal bij het werk. Het verhaal van een continue machtsstrijd tussen de balk en de spiegel – de watten ertussen als bemiddelaar. Ook al staat het werk elke ochtend in dezelfde stilstand, ik voel toch de spanning. Elk moment kan de tere balans tussen de drie spelers in het werk verstoord raken.
En dan één van mijn favorieten: Show II – Lucht als zintuigelijke ervaring. Show II toont drie panelen met ventilatoren erin gebouwd, overspannen met wit gaas. Vanaf een afstandje drie identieke ‘schilderijen’. Pas als je heel dicht op het werk gaat staan, kun je de ventilatoren voelen blazen. Wat ik zo boeiend vind aan dit werk is dat het zowel het zicht als de tast aanspreekt … maar nooit allebei tegelijk. Op het moment dat je dichtbij genoeg staat om de ventilatoren te voelen, sta je zó dichtbij dat je het werk visueel niet meer kunt overzien. Hiervoor moet je verder naar achteren lopen, maar daarmee stap je langzaam uit het bereik van de luchtstroom. Je moet als bezoeker daardoor een afweging maken hoé je het kunstwerk wil beleven. Een aandachtsstrijd tussen zien en voelen.
En zo brengt elk van deze drie werken me weer even terug naar een heel bewuste manier van waarnemen, weg van de automatische piloot. Ik sta weer even stil bij de variatie in manieren waarop we waarnemen. Aandachtig of ongeduldig. Met een bepaalde verwachting van materialiteit, met een bepaalde combinatie van zintuigen.
De ruimte van niets en iets
De Shows van Boezem roepen bij mij een veelheid aan gedachtes, gevoelens en beelden op. Maar in gesprek met de bezoekers wordt dit oeuvre aan interpretaties nog eens rijkelijk uitgebreid.
Een werk dat de variëteit aan reacties misschien wel het beste illustreert is Show III – Picturale illusies. Show III hangt helemaal aan het begin van de tentoonstelling en toont drie witte schildersdoeken met voor elk paneel een rode, groene en blauwe spuitbus aan een koord. En die spuitbussen? Die mogen gebruikt worden door de bezoekers. Veel bezoekers tref ik aarzelend voor het werk aan. Hoewel de beschrijving naast het werk de interactie suggereert, durven veel mensen het werk toch niet zomaar aan te raken. Zelfs wanneer ik expliciet toestemming geef voor het gebruiken van de spuitbussen, blijven mensen nog even aarzelen. Een gevestigde museum etiquette van niets aanraken.
Pas wanneer een bezoeker een spuitbus ter hand neemt, komt echter het concept van het werk helemaal tot zijn recht. De spuitbussen bevatten namelijk geen rode, blauwe of groene verf, maar geperste lucht. Marinus Boezem vervangt hier het verwachte materiaal verf door lucht en vraagt zich in dit kunstwerk letterlijk af of je lucht als materiaal kunt gebruiken om kunst mee te maken.
Een eerste reactie? Dat er “niets” gebeurt. Dat “niets” richt zich vaak op de verwachting dat er zichtbaar een afbeelding op het doek zou verschijnen. En nu? Op dit punt hoop ik altijd op de mogelijkheid om in een gesprekje dat “niets” te veranderen naar “iets”. Hoe komen we samen tot dat “iets”? Bijvoorbeeld door op te merken dat de bezoeker - ondanks dat het doek nog steeds wit is - zojuist wél een handeling heeft verricht. En misschien had de bezoeker ook al wel in zijn hoofd een beeld gecreëerd? Is deze handeling, dit idee dan “niets”? Het werk bevraagt daarmee niet alleen of je met lucht een kunstwerk kan maken, maar raakt ook aan de grootse en complexe vraag wat een kunstwerk nou eigenlijk is. Een fysiek object? Een idee? Een handeling?
Aan kinderen leg ik ditzelfde werk vaak uit als ‘geheim’ kunstwerk. Een kunstwerk dat anderen niet kunnen zien en waarvan alleen de maker in zijn hoofd weet hoe het eruitziet. Gaandeweg attendeerden sommige mensen mij op de gelijkenis tussen dit werk en een kinderboek van Max Velthuijs: 'Krokodil en het meesterwerk’. Het boek vertelt het verhaal van krokodil die een wit schilderij maakt voor olifant. Een wit schilderij waar olifant steeds weer iets anders in kan zien, door zijn fantasie te gebruiken. En ja; in zekere zin brengen de witte luchtschilderijen van Marinus Boezem hetzelfde teweeg.
De gesprekken over dit werk leidden soms tot de mooiste uitspraken. Zo kwam in één van de gesprekken een bezoeker tot de conclusie: ‘het gaat bij dit werk eigenlijk niet om het canvas aan de muur, maar om het canvas in je hoofd.’ Een andere uitspraak die me bijbleef omdat het me ontroerde, was: ‘als ik niet kan zién wat het resultaat is, kan ik dat resultaat ook niet slecht vinden. Dit schilderij is altijd goed.'
Luchtkunst tussen corona en klimaat
Bezoekers delen niet alleen hun bevindingen bij één specifiek werk, ook ontstaat er regelmatig een gesprek over de tentoonstelling als geheel. Een gesprek dat zich vertakt naar allerlei verschillende contexten.
In het licht van corona worden deze kunstwerken uit de jaren ‘60 ineens op een onbedoelde manier heel actueel. Wie had kunnen bedenken dat ‘lucht’ ooit nog eens zo veelbesproken zou worden?
Ook zijn er verschillende bezoekers die de werken verbinden aan de huidige klimaatvraagstukken. Waar de één oppert dat de luchtkunstwerken in de context van deze tijd functioneler hadden gekund – luchtkunst met een duidelijk milieudoel –, vindt de ander deze kunstwerken juist erg in strijd met de huidige klimaatdiscussie vanwege de grote hoeveelheid stroom die er bij de uitvoering van de werken komt kijken.
En dan het eindoordeel. Sommige bezoekers zijn dolenthousiast, anderen halen onverschillig of niet begrijpend hun schouders op. Een enkele keer is men haast verontwaardigd om het werk in het Kröller-Müller aan te treffen.
Kijkruimte
En mijn eigen eindoordeel na deze maanden tussen de werken van Boezem? Naast de inspirerende langdurige kennismaking met de Shows, leerde ik vooral heel veel bij over de manier waarop mensen naar kunst kijken.
Gaandeweg begon het me op te vallen dat bezoekers regelmatig de neiging hadden om een werk te willen 'snappen'. Veel bezoekers gaan op zoek naar ‘dé bedoelde betekenis’ achter het werk. Wanneer die niet gevonden werd, ontstond er onrust, onbegrip, desinteresse. Of sterker nog: bezoekers rekenden het zichzelf aan dat ze het werk niet begrepen. ‘Ik ben hier zeker te dom voor’, is een zin die ik letterlijk een aantal keer voorbij hoorde komen.
Ik vond het herkenbaar, die behoefte om een kunstwerk te willen begrijpen. Maar ik vind het ook zonde. Door te focussen op het ‘snappen’ van een werk, kun je namelijk voorbijgaan aan de enorme ruimte die er is om naar een werk te kijken. Een ruimte waarin je bijvoorbeeld een eigen betekenis kan vinden, een gevoel kan hebben, iets nieuws kan leren of een herinnering kan herleven. Binnen die ruimte ben je niet 'dom' als je de betekenis van de kunstenaar niet achterhaalt. En ja; binnen die ruimte zul je met het ene kunstwerk heel veel hebben en met een ander kunstwerk niets.
Natuurlijk is het idee van de kunstenaar belangrijk en interessant wanneer je naar een werk kijkt; het is immers de basis geweest voor het ontstaan van het werk. Maar dit is slechts één van vele betekenissen. En juist de Shows van Marinus Boezem lenen zich zo goed voor meerdere interpretaties.
Uiteindelijk heb ik de behoefte om een werk te willen begrijpen in sommige gesprekken proberen in te vullen door wat meer over de werken en de kunstenaar te vertellen. Soms heb ik geprobeerd uit te leggen hoe ik zelf naar de werken kijk. Maar bovenal heb ik geprobeerd om mensen te enthousiasmeren voor de ruimte om op verschillende manieren naar een kunstwerk te kijken. Om op hun eigen manier naar een kunstwerk te kijken. Minder vaak de vraag ‘wat is dit’ en vaker vragen als ‘wat zie ik hier in’ of ‘wat kan ik van dit werk leren’. Vragen die aansluiten bij verschillende theorieën over kunstkijken.
En zo voerde ik de afgelopen maanden, te midden van de conceptuele werken van Boezem, een klein pleidooi voor 'kijkruimte'. Kijkruimte waarin een werk toegankelijker wordt door er op je eigen manier naar te kijken. Kijkruimte waarin de ene persoon iets heel anders leert dan de ander. En: kijkruimte waarin ook ik als Boezemvriend elke dag weer anders leerde kijken door de bezoekers om me heen.